De gemeente waar ik opgroeide was gevestigd in een klein Gronings dorp met zo’n 500 inwoners. Mijn hele jeugd had die gemeente zo rond de 100 leden, met in toptijden een uitschieter naar boven, wel 125 leden, en in schrale tijden net aan 100. Toch hadden we die hele periode een eigen kerkgebouw -al bijeengespaard door de vorige generaties- en een groot deel van die tijd ook een eigen predikant; al moesten we die delen met een andere gemeente in de buurt. ’t Was klein en we konden niet alles wat ze wilden, maar samen rooiden we het gewoon: rond de honderd mensen waarvan de meesten niet bijzonder welgesteld. Lees hier verder