Gisteren klonken in ons midden opnieuw de namen van gemeenteleden die het afgelopen
jaar overleden. En dachten we terug aan al die anderen van wie we afscheid hebben moeten nemen.
Hun kaarsen branden in het dooptvont waar hun namen ooit met die van hun Heer verbonden zijn. En ook verbonden zullen blijven. En zo blijven ook wij met hen verbonden. In Christus delen we met hen de belofte van een toekomst die aanstaande is.

Die ons in ’t hart geschreven staan

Die ons in ’t hart geschreven staan
en onze dagen deelden,
ons in de dood zijn voorgegaan,
zij lieten ons de beelden van zoet en droef herinneren,
van zoeken, hopen, wachten.
Zal in de starre, koude dood
hun naam nog overnachten?

Uw droefheid is niet bodemloos:
God houdt zijn handen open.
Het brekend leven, doods en broos,
draagt hij door vrees en hopen.
Herinnert Hij zich niet hun naam
als wachters op de morgen?
Die in de nacht zijn voorgegaan
zijn in Gods trouw geborgen.

De naam, waarmee zij zijn genoemd
staat in Gods hand geschreven
en zal door alle donker heen
toch onuitwisbaar blijven.
In Christus is hun naam bewaard,
naar Hem blijven zij heten.
Hij wekt hen uit de slaap en zal
hen van de dood genezen.

Ons leven wacht wat nog niet is,
wordt niet vergeefs gelopen.
God zelf daalt af in ons gemis
en breekt de kluisters open:
van alle vragen eens bevrijd,
van hopeloze zorgen.
In dood en leven groeit de tijd
voor wachters op de morgen.

Gedenk hen, die gestorven zijn;
Gods licht zal voor hen dagen,
en alle tranen, alle pijn
zal Hij zich eigen maken,
totdat de droom verkeert in zien,
verwachten wordt tot weten
en wij in zijn volmaakte licht
voorgoed in Christus leven.

Gedicht : Sytze de Vries.